DE ROL VAN CHRISTELIJKE KERKEN IN DE OPBOUW VAN EUROPA

Een orthodoxe visie op vrede, rechtvaardigheid en zorg voor het milieu

Door priester Andrey Eliseev, rector van de parochie van Christis' Geboorte te Antwerpen

Bij het voortzetten van de discussie over de rol van de kerken in de vorming van Europa wil ik in de eerste plaats stilstaan bij het enorme belang van een dergelijke vraagstelling op zich, zoals deze tijdens deze conferentie plaats heeft. We zijn allemaal onlangs getuige geweest van de uiterst hevige polemiek die zich ontspon over het al dan niet opnemen in de preambule van het project voor de Europese grondwet van een memorering van de christelijke wortels die het moderne Europa heeft. De bepalende invloed - dat is niet overdreven - van het christelijk geloof op het zelfbeeld, de cultuur en de ethiek van de Europese volken, die vanuit historiosofisch oogpunt een onweerlegbaar feit is, werd weliswaar niet ontkend, maar toch op zijn zachtst gezegd als niet actueel voor de huidige realiteit verklaard. De hardnekkige weerstand tegen  het christendom als begrip op zich aan de ene kant en voorzichtige verwijzingen naar tolerantie, scheiding van politieke en religieuze overtuigingen en de wens om niemands religieuze gevoelens te krenken aan de andere kant leidden aanvankelijk tot de nogal malle formulering van een zogenaamd «joods-christelijk» erfgoed en lieten uiteindelijk het hele project in het honderd lopen. Hoe paradoxaal dat ook moge lijken voor diegenen die, niet zonder aanleiding, menen dat West-Europa volledig doordrenkt is van de geest van laicisme en pragmatiek, toch is een Europese grondwet zonder christendom niet van de grond gekomen. En deze periode van gevechten om de ziel van de Unie zegt veel: God is voor Nietzsche dan misschien wel gestorven, maar de Europeanen zijn nog levend voor God.

Het lijdt geen enkele twijfel dat de christelijke kerken een zekere significante rol blijven spelen in het maatschappelijk leven van de EU-lidstaten, en dat ondanks alle woelingen van de 20-e eeuw en de enorme verandering van koers in de filosofie en de cultuur, vooral de massacultuur, haaks op de religieuze realiteit. Net zo overduidelijk is het dat hun rol de afgelopen halve eeuw wel steeds marginaler is geworden in het merendeel van de lidstaten, met zeldzame uitzonderingen als Italie, Griekenland en Polen. Ongeveer tweeeneenhalf jaar geleden, aan het begin van de onderhandelingen tussen Turkije en de EU, publiceerden de «Wall Street Journal» en «Le Monde» de resultaten van het meest grootschalige onderzoek naar de religieuze situatie in het westelijk en het oostelijk deel van het Europese continent van de afgelopen tijd, uitgevoerd door het instituut GFK. Volgends opiniepijlingen die plaatsvonden in 21 landen beweerde gemiddeld 25% van de westeuropeanen niet in God te geloven en zich te rekenen tot de categorie atheisten of agnosten. Dat cijfer overstijgt de hoeveelheid ongelovigen in centraal- en oost-Europa, waar dat cijfer 12% van de bevolking bedraagt. Volgens de resultaten van het onderzoek bedraagt het aantal ongelovigen in Rusland 15%, in Turkije 1% en in de Verenigde Staten 8% van de bevolking. Tot het tiental meest atheistische landen behoorden de Republiek Tsjechie (49%) met daarna Nederland (41%), Denemarken (37%), Duitsland (37%), Belgie (36%) en Zweden (30%). Frankrijk, dat de bakermat van het laicisme is, was niet betrokken bij het genoemde onderzoek, maar volgens gegevens van het instituut IFOP, die verzameld werden voor het weekblad «La Vie», bedraagt het aantal «athees» in het land gemiddeld zo’n 28% (in de centrale regio loopt dat cijfer op tot 44%), waarmee het land pas op de 7-e plaats wat betreft «ongeloof» komt. Het valt zeer te betwijfelen dat de hier genoemde cijfers aanspraak kunnen maken een volledig beeld te geven van de hele situatie en van de vele schakeringen in de persoonlijke voorstellingen die Europeanen hebben op het gebied van geloof (zo kan een persoon die zichzelf bijvoorbeeld atheist noemt toch niet verstoken zijn van determinisme of allerlei vormen van bijgeloof). Maar hoe het ook zij, ze laten ons duidelijk zien dat, met inachtneming van alle mogelijke onvolkomenheden die de statistiek als wetenschap eigen zijn, de absolute meerderheid van de Europese burgers mensen zijn die in meer of mindere mate gelovig zijn. En van hen bedraagt het aantal christenen meer dan alle aanhangers van de overige religies en cultussen samen. Ik wil op dit moment niet stilstaan bij de grote verdeeldheid van de christelijke wereld zelf, die het belemmert om een volwaardig evangelisch getuigenis te leveren aan een maatschappij die zich in zijn ontkerkelijking steeds verder evolueert. Ik wil slechts benadrukken dat de toekomst van Europa, als ontstaansgebied van de grootse Grieks-Romeinse beschaving, in handen is van de christenen zelf. Die is rechtstreeks afhankelijk van welke geestelijke en politieke leiders zij kiezen, van hun persoonlijke activiteit in het verdedigen van die universele waarden, die in het Godmenselijke gezicht van Jezus Christus aan de wereld geopenbaard zijn.

Voor deze voordracht werd voorgesteld de inhoud te beperken tot drie thema’s, die een hoge prioriteit hebben voor het vormingsproces van een nieuw Europa: vrede, rechtvaardigheid en milieuproblematiek. Maar alvorens over te gaan op de behandeling van de specifieke visie van de Russisch-Orthodoxe Kerk op de genoemde vraagstukken en te proberen een antwoord te geven op de vraag wat voor boodschap de Russische Orthodoxie heeft voor Europa met betrekking tot deze ons interesserende onderwerpen, is het noodzakelijk eerst te verduidelijken wat Rusland en Europa op dit moment historisch bindt. Het is belangrijk direct in het begin vast te stellen dat de context waarbinnen de Russische Kerk zijn missie vervult niet langer in enge zin nationaal te noemen is. De Orthodoxe Kerken benadrukken hun verankerdheid in een bepaald geografisch en geopolitiek gebied, koesteren hun aard van ‘Lokale’ Kerk, die als som een grote varieteit aan unieke culturen en karakters oplevert. Daarbij moet gezegd worden dat het «lokaal-zijn» van de Kerk lang niet in alle gevallen gelijk is aan nationaal-zijn. Het behoud van de eenheid van geloof binnen een grote varieteit aan culturen en volkeren blijft altijd een belangrijk doel, actueel voor elk tijdperk. Dat is een kwestie van getrouwheid aan en overeenstemming met de van oudsher bestaande katholieke natuur van de Kerk. Juist wanneer we de Orthodoxie bekijken als «eenheid van geest in een gemeenschap van vrede», blijkt dat de benaming van onze Kerk als zijnde «Russisch» hoofdzakelijk teruggrijpt op de context waarbinnen deze Kerk historisch gevormd werd, namelijk de kerstening van de staat Kiev Roes in de tiende eeuw. Want ondanks het feit dat de meerderheid der gelovigen van onze Kerk uit etnische Russen bestaat, is de Russisch-Orthodoxe Kerk van alle Lokale Orthodoxe Kerken de lijstaanvoerder voor wat betreft het aantal verschillende nationaliteiten dat er deel van uitmaakt. Behalve het feit dat de Russische Kerk de Moederkerk van de absolute meerderheid van de bevolking van Rusland, Witrusland, de Oekraine en Moldavie is, van orthodoxe gelovigen in de landen van het GOS en de Baltische staten, heeft hij ook nog een vele miljoenen zielen tellende diaspora over de gehele wereld en in West-Europa nu, na de vereniging met de Russisch-Orthodoxe Kerk in het Buitenland van 17 mei jongstleden, ongeveer 450 parochies. Daarbij zijn veel parochies helemaal niet «Russisch» als men kijkt naar de etniciteit van hun geestelijkheid en parochianen. Terwijl zij een hechte spiritueel-kanonieke band onderhouden met de Russische Orthodoxie blijven zij diep verankerd in de cultuur van die landen, waar zij zich bevinden. Een voorbeeld is het mannenklooster van ons bisdom «Troosteres aller bedroefden» in Pervijze, waar de communauteit uit etnische Vlamingen bestaat. Maar zulke parochies zijn eerder uitzondering dan regel en in hoofdzaak zijn de Russische kerken toch Russisch zowel voor wat betreft de liturgische taal als voor de afkomst van geestelijkheid en parochianen. De Russische Kerk heeft nooit geprobeerd om de christelijke tradities van de autochtone Europese volkeren te vervangen, volgens het woord van de heilige apostel Paulus: «Ik stelde er mijn eer in het te verkondigen, doch zo, dat ik niet (optrad), waar de naam van Christus reeds genoemd was, om niet op eens anders fundament te bouwen» (Rom.15:20). Hij was eenvoudigweg altijd samen met zijn volk, waar dat zich, door de loop van de omstandigheden, ook bevond.

Over een periode van 70 jaar, nota bene tot het laatste decennium van de XX eeuw heeft onze Kerk een volledige kelk vol ellende moeten leegdrinken. Nog nooit eerder in de geschiedenis van het christendom werd de Kerk aan zulke langdurige, systematische en ongelooflijk wrede vervolgingen blootgesteld als in de Sovjet-Unie. De usurpatoren van de politieke macht, de partij van de sociaal-democraten/bolsjewieken, aangemoedigd door de ideeen van de Franse revolutie en het Marxisme, verklaarde de oorlog aan niet enkel de religie op zich, maar ook eenvoudigweg aan alle gelovige burgers. Zo moest de Kerk zijn Golgotha bestijgen. Tussen een half miljoen en een miljoen geestelijken, andere leden van de clerus, leden van kerkeraden en actieve gelovigen werden geexecuteerd, onderworpen aan martelingen en dwangarbeid in de kampen van de GoeLag, werden, net als de antieke christenen, onteigend en met langdurige ballingschap gestuurd. Later, tijdens de relatief «draaglijke» periode van «dooi» ontvingen zij gevangenisstraffen, ondergingen zij vernederingen en morele dwang, gedwongen opname in psychiatrische inrichtingen, werden zij ontslagen van het werk of van school gestuurd. Van de 300 bisschoppen die repressies ondergaan hebben, is er van 250 het doodvonnis voltrokken of is het leven geeindigd in gevangenschap. Hun namen zijn in het eeuwige boek des levens neergeschreven. Aan het einde van de jaren ‘90 werden cijfers gepubliceerd met betrekking tot meer dan 100 miljoen orthodoxe gelovigen die aan vervolgingen of verschillende vormen van discriminatie blootgesteld waren. Zomer 2000 heeft de Kerk meer dan duizend nieuwe Russische martelaren heilig verklaard. Maar ook vandaag nog wonen er onder ons mensen, die zich met recht belijders mogen noemen, net als die van de eerste eeuwen van het christendom, dat wil zeggen diegenen die vervolgingen omwille van de naam van Christus hebben ondergaan, maar niet tot stervenstoe, en die daarbij hun geloof niet verloochend hebben. Het is onmogelijk om voorbij te gaan aan het feit dat juist de versheid van de herinnering aan de nieuwe martelaren en het levend voorbeeld van de belijders de radicale verandering in het collectief bewustzijn teweeggebracht hebben die geleid heeft tot een fenomeen als de terugkeer naar het orthodox geloof van zo’n 60 tot 80 procent van de landsbevolking. En dat alles ondanks de systematische propaganda, gedurende een aantal generaties, van het «wetenschappelijk atheisme».

In het land van het triomferend socialisme, waar men steevast op weg was naar de «vooruitgang» en men alle «religieuze vooroordelen» reeds achter zich had gelaten, voltrok zich het ongelooflijke, dat wat niemand meer verwachtte. Het systeem van een dergelijke staat was zelf van binnenuit begonnen te ontbinden, had zijn bestaansrecht volledig verkwanseld en was, als een reus op lemen voeten, in elkaar gestort en tot stof vergaan, zodat alle leugenachtigheid en illusoriteit van diens beginselen ontmaskerd waren. Als resultaat zijn we nu dichtbij het moment gekomen dat men ons per televisie in plaats van de «laatste pope», zoals Nikita Chroesjtsjov ons beloofde, de laatste communist zal tonen.

De laatste jaren wordt de Russische Kerk steeds vaker actief betrokken bij de discussie over universele waarden, die van bepalend belang is voor de gang van de globale processen die zich in de post-geindustrialiseerde wereld afspelen. En dat is niet alleen te danken aan het feit dat zijn parochies zich uitspreiden over de gehele aarde, vooral na de politiek-economische moeilijkheden op het territorium van de voormalige Sovjet-Unie van eind jaren ’80 – half jaren ’90. De belangrijkste oorzaak lijkt te liggen in het feit dat Rusland, samen met de hem omringende landen, dezelfde proeve van bekwaamheid moet afleggen ten opzichte van het treffen met de nieuwe geseculariseerde waarden, die overwinnend heel het noordelijk halfrond rondtrekken, maar dat het die moet afleggen binnen historische minimale tijdsgrenzen. In het tijdperk van het «grote afbreken» (great disruption) is het geloofsgetuigenis dubbel zo belangrijk geworden, omdat de Kerk zowat de enige instelling is, die de onaantastbare en onveranderlijke Waarheid Gods in zich draagt en personifieert, vanuit het oogpunt waarvan al de heisa rond pogingen een nieuw, geglobaliseerd «non-religieus» ethisch model te stichten, enkel opgevat kunnen worden als weer een modegril naar de «geest van deze wereld». De Kerk is geroepen om geweten van zijn volk te zijn en kan zich zodoende niet schuldig maken aan vleierij of zoete woordjes en compromissen toelaten met betrekking tot de belangrijkste geloofsvragen en de moraliteit. Juist uitgaande van een zodanig begrip van de rol en de verantwoordelijkheid van de Kerk, heeft de Synode van bisschoppen van het jaar 2000 in Moskou een document aanvaard onder de noemer «De grondslagen van het Sociale Concept van de Russisch-Orthodoxe Kerk», dat de drie ons interesserende thema’s vrede, rechtvaardigheid en milieu uitvoerig behandelt.

Na de twee wereldoorlogen is het vraagstuk van de vrede waarschijnlijk een van de centrale gespreksthema’s van het gezin van de mensheid geworden. De Liga van Naties werd opgevolgd door de organisatie van de Verenigde Naties, die tot op een zeker moment een aardig effectief instrument bleek om de internationale stabiliteit te waarborgen. Met de golf van pacifisme van de jaren ’60 deed zich de zoveelste culturele revolutie voor, die zich liet kenmerken door een opstand tegen de oude orde. Er volgde een veelvoud van niet officieel verklaarde oorlogen. En ondertussen gingen de proeven met massavernietigingswapens jaar na jaar zonder onderbreking door, vervolmaakte het oorlogsmaterieel zich en werd de mobiliseerbaarheid van het leger onderhouden in verschillende «brandhaarden». Men roept ons toe: «"vrede! vrede!", terwijl er geen vrede is» (Jer.6:14). Men zegt ons: wij brengen democratie en verlossing voor de onderdrukten, terwijl er op het volk van Joegoslavie overvloedig bommen met laagverrijkt uranium neerdalen. Kunnen wij het in onze tijd serieus over vrede hebben? J.J. Rousseau was van mening dat als men de mensheid maar genoeg vrijheid toebedeelt, zij vanzelf in haar keuze naar het goede geneigd zal zijn. Dat was waarschijnlijk een van de meest lichzinnige ideeen die hij uitgesproken heeft. Het was de Verlichters eigen om uit te gaan van de goedheid van de menselijke natuur in beginsel. Maar zoals bekend, beweert het Evangelie: «Niemand is goed dan God alleen» (Mt.19,17). Als men vroeger, en nu ook nog dikwijls, oorlog probeerde te koppelen aan een religieuze factor, dan zou men na het nazisme, het fascisme en het communisme, die op een geheel andere ideologische leest geschoeid waren, moeten erkennen dat de reden voor het gedane kwaad zich op een andere plek verbergt. De Kerk heeft altijd op basis van de Heilige Schrift getuigd van de aangetastheid van onze natuur, die genezing vereist ten gevolge van de afval van God: «de zonde is de wereld binnengekomen en door de zonde de dood» (Rom.5:12). Vijandschap en moord verschenen als een gevolg van de menselijke val, zijn onwettige verlangen zichzelf een Godgelijke waardigheid toe te kennen, het recht om te bepalen wat goed is en wat kwaad. Aan de andere kant worden uitwendige vrede en een toestand van vrede in het hart gezien als het hoofdcriterium voor de verlichtheid van een persoon met de genadegaven van de Heilige Geest. Over de anderssoortigheid van die vrede, die Leerlingen van onze Verlosser moeten verwerven zegt Christus Zelf ondubbelzinnig: «De Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb. Vrede laat ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld hem geeft, geef Ik u.» (Jn.14:26,27). De heilige monnik Serafim van Sarov, een der grootste Russische heiligen van de 19 eeuw, sprak vaak: «Verwerf een geest van vrede en duizenden rondom u zullen gered worden.» Die oproep tot het naijveren van vrede heeft echter niets gemeen met de visie van Tolstoj van het «geen weerstand bieden tegen kwaad met geweld». «Ondanks het feit dat de Kerk oorlog als een groot kwaad beschouwt, - zo wordt gezegd in de Grondslagen van de Sociale Conceptie, verbiedt zij haar kinderen niet deel te nemen aan krijgshandelingen wanneer de veiligheid van de naaste in gevaar is of wanneer de met voeten getreden gerechtigheid moet worden hersteld. In zulke gevallen geldt de oorlog als een ongewenst doch noodzakelijk middel». Hier wordt slechts de traditioneel christelijke opvatting weerspiegeld die het beroep van soldaat op zich niet veroordeelt (onder de heiligen waren vele soldaten), maar voorschrijft om het misbruik dat met het dragen van wapens gepaard kan gaan te voorkomen (Lc.3:14).    

In de Sovjet-periode was bijna de enige taak van enig maatschappelijk belang, waaraan het de Russisch-Orthodoxe Kerk was toegestaan deel te nemen de actie voor vrede. De jaren daaropvolgend heeft de Kerk alles gedaan wat binnen zijn mogelijkheden lag om gewapende actie te vermijden in conflictzones zoals de Noord-Kaukasus, Transnistrie, Joegoslavie en Irak. De daarbij opgedane ervaring wordt verwoord in het eerder geciteerde document: «De Russisch-Orthodoxe Kerk probeert haar dienst aan de vrede zowel op nationaal als internationaal niveau uit te voeren, door te helpen diverse tegenstrijdigheden op te lossen en de verschillende landen, etnische groeperingen, regeringen en politieke krachten tot harmonie te brengen. Daartoe richt zij zich tot de machthebbers en andere invloedrijke krachten in de maatschappij en probeert zij onderhandelingen te organiseren tussen de strijdende partijen en hulp te bieden aan degenen die lijden.»
**
Overstappend op het thema van de milieuproblematiek wil ik, bij gebrek aan tijd, slechts enkele karakteristieke momenten van de traditionele Orthodoxe benadering daarvan noemen. Allereerst moet vermeld worden dat de Kerk zijn kinderen opvoedt in een geest van liefde en medelijden met de gehele schepping Gods. «Van het enorme medelijden en het enorme leed, - zo schrijft de heilige Isaac de Syrie, - krimpt het hart ineen, en het kan niet verdragen of toeluisteren of toezien hoe enig schepsel enige toegebrachte schade of zelfs het minste leed moet ondergaan. En daarom bidt het voor de redeloze schepselen en de natuur der serpenten met groot medelijden.» De grote Russische heiligen Sergi van Radonezj en Serafim van Sarov bewerkten zelf het land en deelden de opbrengst met hen in het bos bezoekende wilde dieren. En ook vandaag de dag zetten de kloosters de traditie van een natuurlijke huishouding voort en de producten die zij voortbrengen worden als ecologisch schoon bijzonder hoog gewaardeerd. Bij gebrek aan geld om milieuprogramma’s financieel te ondersteunen heeft de Kerk wel een milieukundige faculteit opgezet binnen de Universiteit ter ere van de heilige Johannes de Theoloog in Moskou en wendt het in geval van noodzaak zijn herderlijk woord tot de machthebbers, hen herinnerend aan de verantwoordelijkheid van de mens van het «bewerken» en «bewaren» (Gen.2:15) van het machtige koninkrijk der natuur.

**

De laatste jaren heeft in verband met de activiteiten van intergouvernementele instituten binnen het territorium van de Europese Unie het vraagstuk van de mensenrechten en daarmee verband houdende rechtsnormen in de wetgeving een bijzondere urgentie en actualiteit gekregen. Dit proces, dat begonnen is in 1948 met het aannemen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en voortgezet is met de ondertekening van de slotverklaring van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa in 1975, krijgt een steeds grotere omvang. De Europese wetgevers gaan steeds verder in het uitleggen van de rechten en vrijheden van de mens en doen steeds vaker een openlijke aanval op het traditionele religieuze wereldbeeld. De Russisch-Orthodoxe Kerk heeft zijn officiele positie betreffende mensenrechtenvraagstukken nog niet gedefinieerd, maar niettemin wordt daar actief aan gewerkt in het kader van het internationaal kerkelijk-publiekelijk forum «de Pannationale Russische volksvergadering» en de vertegenwoordigingen van de Russische Kerk bij de Europese instellingen in Brussel en Straatsburg. Zoals bekend vindt men in de Heilige Schrift geen grondslag voor het apart genomen onderwerp bescherming van rechten. Daar tegenover staat dat begrippen als rechtvaardigheid, waarheid en waardigheid van de mens zowel de Heilige Schrift als de Heilige Traditie nadrukkelijk eigen zijn. «Zo zegt de Here: doet recht en gerechtigheid, bevrijdt de beroofde uit de macht van de verdrukker, doet vreemdeling, wees en weduwe schade noch geweld aan en vergiet geen onschuldig bloed» (Jer.22:3). «Leert goed te doen, tracht naar recht, houdt de geweldenaar in toom, doet recht aan de wees, verdedigt de rechtszaak der weduwe» (Jes.1:17). Dit moreel paradigma, vooral uitgedrukt in de profetische teksten, heeft zijn uiteindelijke ontwikkeling gekregen in de Bergrede en de sociale orde van de Kerk in zijn begindagen. De waardigheid van de mens is volgens de bijbelse traditie gebaseerd op het feit zelf dat hij geschapen is naar het beeld en de gelijkenis van God. Daarbij wordt de Godgelijkenis in de orthodoxe traditie gezien als het resultaat van moreel gestuurde krachtsinspanningen van de mens die werkt in synergie met de wil van God. Daar geheel tegenover staat het begrip waardigheid in de moderne geseculariseerde antropologie, waar het feit van het bestaan op zich reden is tot erkenning van waardigheid en de daarmee verbonden «onaantastbare rechten». Hoewel, dat willen we niet ongenoemd laten, die rechten volledig genegeerd worden in het geval van de mens op embryonaal niveau. De Kerk is op zich nooit tegen een zoektocht en definiering van bepaalde «universele» normen en waarden geweest, vooral waar het ging om het verschaffen van rechtvaardigheid voor bepaalde sociaal minder weerbare categorieen: kinderen, bejaarden, mindervaliden, wezen, armen, daklozen enzovoort. Maar dan moeten ze ook werkelijk «universeel» zijn en daartoe op zijn minst geworteld zijn in het bewustzijn en de culturen van de verschillende volkeren die aan de basis liggen van de wereldreligies, die religies die door het grootste deel van de wereldbevolking aangehangen worden. Als criterium moet tenslotte genomen worden dat ze verenigbaar zijn met die ongeschreven wet van het geweten, waarover apostel Paulus schreef: «Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen» (Rom.2:14,15). Heden ten dage echter hebben we te maken met verwoede pogingen van aanhangers van de ultraliberale anti-religieuze vleugel van de filosofie om gelijkheid aan te brengen tussen hun eigen specifieke wereldbeeld en de conceptie van de mensenrechten (De mensenrechten en de morele verantwoordelijkheid. Rede van de metropoliet van Kaliningrad en Smolensk Kirill, voorzitter van de Afdeling van externe kerkelijke betrekkingen van het Patriarchaat van Moskou op de X Pannationale Russische Volksvergadering “Geloof. Mens. Aarde. De missie van Rusland in de XXI eeuw.»). Bisschop Hilarion (Alfejef) noemt dat verschijnsel militant secularisme. «Het militant secularisme, - zo schrijft de bisschop, - staat toe dat afzonderlijke individuen in het kader van een verenigd Europa willekeurig welke religie kunnen aanhangen of juist geen, maar erkent niet «de legitiemheid van een religieus wereldbeeld als basis voor maatschappelijk significante handelingen».

Langzaam maar zeker komen we in een situatie dat het publiekelijk belijden van het christelijk geloof niet-legitiem of maatschappelijk niet-geaccepteerd wordt (en op sommige plaatsen misschien ook strafbaar), het raakt in tegenspraak met de normen van de Europese wetgeving. In zekere zin vindt er bij afwezigheid van duidelijke criteria voor de autoriteit van de formuleringen van genoemde agnosten aangaande ethische kwesties een vervanging plaats van de Goddelijke geboden door de geboden van de ambtenaren van het Europarlement. «En toen zij hen binnengeroepen hadden, bevalen zij hun in het geheel niet meer te spreken over of te leren op gezag van de naam van Jezus. Maar Petrus en Johannes antwoordden en zeiden tot hen: Beslist zelf, of het recht is voor God, meer aan u dan aan God gehoor te geven?» (Hand.4:18,19). Het is het onvervalsbare recht en de plicht van christenen om de zaken bij hun naam te noemen, zonder iets te verbergen of het Woord Gods te verdraaien. «Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter!», - horen we bij profeet Jesaja (Jes.5:20). Daarom zal de Kerk niet ophouden op basis van de Heilige Schrift en de Heilige Traditie getuigenis te geven van het feit dat bijvoorbeeld de opvoeding van kinderen in een geest van aanvaarding van homosexualisme of van gelijkstelling van normale en homosexuele «gezinnen» een zware zonde is, dat abortus of de kunstmatige stopzetting van iemands leven ook moord of suicide zijn, dat de propaganda voor ongeoorloofde sexuele contacten en de commerciele exploitatie van verschillende vormen van verslaving een misdaad zijn tegen God en de mens. «Als God niet bestaat, dan is alles geoorloofd», - zo schreef daarover F.M.Dostojevski. Alle genoemde fenomenen zijn vormen van het misbruik van de ons geschonken gave van de vrijheid. Het kunnen ontkennen en afwijzen van datgene dat ik zie als kwaad is immers een uiting van de fundamentele menselijke vrijheid. De zwijgzame toestemming aan dat kwaad in de moderne tolerante en politiek correcte maatschappij aan de andere kant is het opofferen van de eigen vrijheid. In het Romeinse Rijk bestond er zo’n begrip als de locus religiosus: dat waren begraafplaatsen, die gezien werden als geheiligd en onaantastbaar.

Vandaag de dag maken Europese politici dikwijls meedogenloos korte metten met datgene dat heilig was in het verleden. Uit de hele christelijke geschiedenis wordt er om de een of andere reden enkel gewag gemaakt van de inquisitie, maar het feit dat de Kerk eeuwen lang gearbeid heeft aan het ethisch, cultureel en intellectueel fundament van de moderne westerse beschaving, daar wordt men liever niet aan herinnerd. Wanneer wij de eerbied voor de stoffelijke resten van onze voorvaderen kwijtraken, verliezen wij ook het begrip van dat «geheiligde», van dat gebied waar men niet in mag infiltreren. «Zoals is gebleken, - schrijft F. Fukuyama, - zijn er aan de cultuur van het onbeperkte individualisme, waar het afbreken van regels in zekere zin de enige regel wordt, serieuze problemen verbonden. Gemeenschappelijkheid ontstaat niet elke keer wanneer een groep mensen in de situatie geplaatst is dat men interactie met elkaar heeft; ware gemeenschappelijkheid wordt gevestigd op het fundament van de waarden, normen en ervaring die de leden van de betreffende gemeenschappelijke eenheid met elkander delen.» Onder ervaring kunnen wij ook historische wortels verstaan, de overdracht van waarden. En het afbreken van die waarden zal onherroepelijk leiden tot voor de maatschappij onvoorspelbare gevolgen, haar desintegratie, atomisatie en uiteindelijk haar vervanging door een ander, duurzamer en levensvatbaarder type maatschappelijke formatie.

De Russisch-Orthodoxe Kerk heeft niet zo lang geleden een brede discussie over vraagstukken van rechtvaardigheid en de mensenrechten binnen de maatschappij in gang gezet, welke zal worden voortgezet op Europees niveau in het kader van de 3-e Oecumenische Assemblee in Sibiu. Op dit moment wordt er ook gewerkt aan de ontwikkeling van een eigen rechtsbeweging, naast het traditioneel brede sociaal-charitatieve werkveld van de Kerk. Als leidraad tot handelen stelt de Sociale conceptie van de Kerk voor om «zorg te dragen voor het behoud van een vredig en waardig leven voor alle mensen in combinatie met het streven naar hun geestelijke volmaaktheid. Daarnaast, - zo wordt er in het document geschreven, - is het noodzakelijk om een organisatie van de wereld te bereiken die gegrondvest is op de beginselen van rechtvaardigheid en gelijkheid van alle mensen voor God en die het onderdrukken van hun wil door middel van nationale of globale centra van politieke, economische of informatieve invloed uitsluit.» Het is niet onbelangrijk dat de positie van de Russisch-Orthodoxe Kerk steun vond in brede kringen van de protestantse kerken in Rusland, die over het algemeen veel conservatiever zijn dan hun west-Europese geloofsbroeders.    

30 mei 2007, UCSIA, Antwerpen

Vertaling door Vader Georgy Timmer, Brussel